Wat is eigenlijk een "interieurstijl"?
Dit artikel is nu ook te beluisteren als podcast:
“Past deze stijl bij mij”? Die vraag wordt vaak terloops op onze tafel gelegd. Een goede vraag thans, maar het antwoord ligt wat dieper dan je ogenschijnlijk dacht. Onderstaand artikel was dan ook eigenlijk bedoeld als kort blog. Maar escaleerde in een bijna psychoanalytisch denken over interieurkeuzes. Veel leesplezier!
Waarin ik in eerdere artikelen sprak over zelfzekerheid, eigenwijsheid en inspiratie wil ik deze keer iets meer aandacht geven aan jouw stijlkennis. Niet omdat ik vind dat je je interieur daarnaar zou moeten schikken, maar meer omdat het fijn is om de zaken in hun context te kunnen plaatsen. Het gaat te ver om deze lijst als allesomvattend te verklaren, noch is er een goed of fout. Jouw keuze is immers afhankelijk van jouw persoonlijke smaak. Maar wat we wel kunnen doen is kort de meest voorkomende stijlen analyseren. Waardoor jij doorziet waarom sommige dingen dus wel kunnen in een 70-er jaren bungalow, maar volledig ongepast zouden zijn in een herenhuis.
Laten we allereerst beginnen met de definitie van het woord zelf.
De encyclopedische definitie van het woord omschrijft: “de manier waarop het gedaan is”. Maar daar nemen we natuurlijk geen genoegen mee. We zoeken het iets verder, en bevragen enkele groten;
Berlage schreef in eerste instantie helder (maar weinig zeggend): “Stijl is de samenvatting van alle wetten, regels, grondvormen en uitingswijzen”. Maar merkte direct op dat “in elken bepaalden stijl het verzinlijkte schema der levensbeschouwing van een geheel tijdperk schuilgaat”. Ik vermoed dat hij in eerste instantie vooral sprak over de ontwikkeling van bouwstijlen, maar dit geldt onverminderd voor het interieur. Zaken werden immers verwerkt uit voorhanden materialen, op een manier die lokaal gebruikelijk was. Afhankelijk van jouw middelen werden deze zaken al dan niet gedecoreerd of luxer afgewerkt. Daarmee wordt “stijl” automatisch een afspiegeling van status en komaf en is ze een manier geworden om je te identificeren.
Goethe vult dit (een eeuw eerder) mooi aan met een bepaald gevoel voor zelfmanifestatie, wanneer hij schrijft: “Was ihr den Geist der Zeiten heisst. Das ist im Grund der Herren eigner Geist, in dem die Zeiten sich bespiegeln”. Waarmee de “stijl” automatisch kan worden vertaald als een bijna Freudiaanse uitleg, over hoe de betreffende persoon zich graag wil presenteren. Gasten werden dan ook liefst in de Zondagse kamer, of zelfs in de Salon ontvangen, dit waren immers de mooiste kamers.
De mogelijkheid om je te distantiëren en identificeren nam een vlucht door de komst van exotische materialen en rijke weefsels uit verre oorden. Lokale gebruiken konden plots worden ingeruild voor minder inheemse en bijzondere zaken, mochten jouw middelen dat toestaan. Een bepaalde stijlvastheid van een volk of regio komt daarmee te vervallen.
Daarnaast kan iedere technische vinding, of culturele herwaardering van ons gedachtegoed zomaar een stijl doen ontstaan. Het aantal stijlen is dus onbepaald en immer groeiend.
Stijl is daarmee allang niet meer de lang beloofde “eenheid die alles doordringt en doorvormt” en “immer in harmonie met haar omgeving”, zoals werd gepostuleerd in een meer nationalistische tijd. Wat zoveel wil zeggen dat een landhuis niet in de stad past en een wolkenkrabber (tot voor kort) niet in de woestijn. Waaruit maar weer blijkt dat ook onze Oosterburen de opkomst van het Midden-Oosten niet hadden voorzien. Toch ben ik het met hen eens dat een grondslag voor “stijl” mag liggen in de omgeving of haar nieuwe context. Ze hoeft alleen tegenwoordig niet meer in overeenstemming te zijn. We zijn immers gek op contrasten. Denk aan een hypermodern interieur in een monumentale omgeving (of een wolkenkrabber in de woestijn).
Definitie
Of het daarmee duidelijker is geworden weet ik niet en besluit ik met een poging het samen te vatten. Zoals de Winkler Prins het al omschreef, betekent “stijl”: “de manier waarop het gedaan is”. Echter in de wetenschap dat er steeds een cultureel ontstaan beginsel zal zijn waardoor deze “manier” zich specifiek heeft weten te maken. Het gebruik van een stijl heeft daarmee altijd een bepaalde betekenis (een zogenaamde syntax), die onlosmakelijk is verbonden aan haar voorkomen.
Stijl-analyses van nu, vanuit een persoonlijk overzicht.
Onderstaande analyses zijn daarmee zeker niet limitatief, maar eerder bedoeld om de bekendere stijlen in hun context te plaatsen. Of een stijl ethisch passend is of niet, is aan jou om te bepalen.
industrieel
In de herbestemming van ons industrieel erfgoed laat zich een nieuwe stijl kenmerken. De functionalistische betonvloeren en onverwoestbare tegels herinneren, op bijna romantische wijze, aan een vorig tijdperk. Leidingwerk in het zicht, afgezaagde machinevoeten en een patroon vooroorlogse gaslampen maken het beeld af. De stilte in de ooit zo bedrijvige apparatenhallen en machinekamers lijkt de tijd te doen stoppen. Onze hedendaagse industriële stijl is hier een afgeleide van. Stoer materiaalgebruik, douchekranen die lijken op stoomleidingen en grote stalen kozijnen met overzichtelijke vlakverdeling, passen hier goed bij. Ze is de decoratieve variant van de functionele machinekamer inrichting en daarmee dus in strijd met haarzelf. Te gek als je een voormalige olietanker uit de Arabische Emiraten bewoont. Waarin ieder onderdeel, ook onderdeel uitmaakt van het functionele geheel van het apparaat. Maar helaas veel te vaak kitcherig toegepast als memoriam aan het stoomwezen in je nieuwbouwhuis. Dus tenzij je een passie hebt voor locomotieven of anderszins fetisjistische neigingen omarmt aangaande werktuigbouwkundige apparaten, blijf je daar bij voorkeur weg. Van de andere kant kan een beetje stoerheid nooit kwaad. Maar overdrijf er zeker niet mee!
beeld: mia baker
Scandinavisch
Ja, ik moet toegeven, ook ik vergaap mijzelf nog vaak genoeg aan die heerlijke natuurlijke materialen, het zachte kleurenpalet en de eenvoud van het construeren in hout. Ik geloof zelfs dat wij als reserve Vikingen prima dienst kunnen doen. Wij overwonnen immers ook zeeën en temden (zij het in mindere mate) onze eigen bergen. Of het Scandinavische interieur (niet te verwarren met het Ikeaanse) nu echt op zijn plek is in Nederland weet ik niet. Ik verwacht dat het prima werkt in jouw sloophouten Pipo-wagen die je op Airbnb aanbiedt, maar ik ben bang dat de eeuwige rust en kalmte meer een verlangen is dat we herkennen in die stijl, dan dat het echt bij ons past.
Mijns inziens impliceert die Scandinavische stijl een bepaalde levens-attitude waarin buitenleven en contemplatie de boventoon voeren. Ik wens dan ook op geen enkele manier aan werk herinnerd te worden, terwijl ik vanuit mijn houten tuinbad over de Nederlandse Fjorden uitkijk. Gebruik deze stijl juist om rust te creëren.
beeld: Minh Pahm
Mid-Century.
De industrialisatie, de globale plastificatie en de daarbij horende massafabricage heeft een berg fantastische ontwerpen opgeleverd. Iedereen herkent de iconen van Eames, Saarinen en Le Corbusier direct. Hun (inmiddels vintage) ontwerpen passen naadloos in elk interieur. De stijl wordt breed omarmd en niemand trekt haar waarde nog in twijfel. Precies daarin ligt een beetje mijn bezwaar. Het is zo veilig en algemeen dat het iedere persoonlijke inbreng teniet doet. Het verrast niet meer. En het stelt mij teleur dat er zoveel geld wordt uitgegeven aan deze ruimschoots gereproduceerde iconen. Walter Benjamin overtuigde ons al in zijn essay over “het kunstwerk in het tijdperk van technische reproduceerbaarheid”, dat de waarde van het origineel evenredig ten onder gaat met het aantal gemaakte kopieën. Hij schreef niets over kopieën van kopieën... maar ik ben bang dat ik zijn overdenkingen en het ontbreken van enige vorm van uniciteit daarin kan voorspellen. Keuzes in deze stijl begrijp ik perfect in de wachtkamer van de tandarts en andere quasi publieke ruimten: behouden, veilig en nog steeds modern.
beeld: Josh Hemsley
Bohemian.
Een zorgeloos avontuurlijke indruk krijg ik van deze aardse tonen, natuurlijke materialen en het ongebleekte linnen dat nonchalant over de bank gedrapeerd is. Het doet een beetje Hippie-achtig aan, maar dan zonder LSD. Het refereert aan een meer onconventionele levensstijl. Honderd procent natuurlijk, natuurlijk. Ik probeer haar al schrijvende te analyseren. Ondanks het feit dat dit wellicht de interieurstijl is waar ik mijzelf het prettigst bij voel en ik dus gekleurd ben in mijn mening. Het impliceert iets van vrij-zijn-in-deze-wereld-van-verplichtingen. Autonomie over je eigen habitat. Een soort nieuw - Gypsisch - alhoewel ik dat woord nu net bedacht, waarin we de levensstijl van de zigeuners (die dus oorspronkelijk uit de Bohemen komen) lichtjes imiteren. Maar dan zonder echt ooit te vertrekken. Deze stijl werkt het beste in een camper, vouwcaravan of andersoortig tijdelijke structuur. De ogenschijnlijke onbezorgdheid spreekt vele generatiegenoten aan. Het is het tegenovergestelde van het keurslijf waarin we vandaag zitten en geeft ook daarmee wederom een wens aan. Ik kleedde mijn zeilboot aan in deze stijl. Want dat is wat het is: “aankleden”. En die stijl is precies wat die boot ook is: een ontsnapping. Het dromen over “gaan” over vertrekken en over de zoektocht naar authenticiteit. Ik ben vóór! Een heerlijke stijl waarin je huis een tijdelijke ontsnapping wordt uit de hectiek en het kabaal van buiten!
beeld: beazy
Landelijk.
Deze stijl behoeft wellicht weinig uitleg. Maar is hoofdzakelijk geïnspireerd op de betere boerderij woningen, danwel landhuizen, die Nederland rijk is. Ik vind het een heerlijke nationale stijl. Waarin lokale materialen, huisgemaakt fijn borduurwerk en het zondagse servies met rijk versierde illustraties op zijn plek is. Het is ook het toppunt van ons calvinistisch denken. Waarin we in een sobere eenvoud tegelijk toch stiekem onze positie op de ladder willen tonen. Het herinnert namelijk aan grote landgoederen en bossen vol fazanten. Het biedt soelaas aan zij die zich gaarne vereenzelvigen met de welgestelden en beter bedeelde landeigenaren. Het is een stijl die grote ruime vertrekken kan vullen. Maar in kleinere plattegronden al snel poppenhuizerig en out-of-scale-achtig doet aanvoelen. Conclusie: deze stijl heeft ruimte nodig, en context. Met andere woorden: een erf, knechten, rijen laarzen met modder op de plavuizen en een immer sudderende pan stoofvlees op het fornuis. Maar zonder soepjurk en klompen! Daarmee is ze weinig op haar plaats in de nieuwbouwwijk, tenzij de situatie zich daarvoor specifiek leent.
beeld: Camylla Battani
Nieuw Traditioneel.
Een hippere stadse variant van deze stijl doet het daarentegen wel goed in de wijk: ik geloof niet dat ze al een naam heeft. Maar de meer vrolijke en expressievere herontdekking van deze stijl doet zich al een tijdje voor in ons kikkerlandje. Waarin historiserende tegelpatroontjes, prints van melkmeisjes of gepointilleerde zonnebloemvelden, doorgewassen tapijten en DelftsBlauwe keramische wandserviezen terechtkomen in fris gekleurde woningen. Gele regenlaarzen en moeders in hippe soepjurk bakken hier zelf veganistische appeltaart-uit-eigen-tuin. Het land mag weer bewerkt worden en daarom wordt de levering van Albert Heijn geheel biologisch gecombineerd met een eigen oogst uit het trottoir. Het is nog immer een nationale trots die ik hieraan denk af te lezen, maar nu zonder prestige en klasseverdeling. Het is de taal van een nieuwe generatie interieurs waarin lokale traditie en vernieuwing samen mogen komen. Nederland bereidt zich voor op een nieuwe toekomst. Waarin we met respect voor onze wortels werken aan een nieuw - en vooral rooskleurig - toekomstperspectief. Waarin duurzaamheid, sociaal engagement, cultuur en kindvriendelijke wijken een belangrijke rol spelen. De stijl grapt een beetje met het landelijke, herinnert tegelijk aan de oubollige gezelligheid van grootmoeders interieur en laat zich voortreffelijk beleven in de hippere, en meestal kleinere, stadswoningen van deze tijd. Mocht ik haar moeten classificeren, dan heette ze “Nieuw Traditioneel”, wat ansich een heerlijke paradoxale benaming is. Niet helemaal zoals Johannes Calvijn het in zijn calvinistisch gedachtengoed postuleerde. Ik hoop ten zeerste dat ook hij, in zijn gereformeerde soberheid, deze humor waarderen kon.
beeld: interAlter
Urban.
Een stijl die op haar plaats is in penthouses, lofts en omgebouwde winkel-naar-woonhuis situaties. Ze is stads, trendgevoelig en indrukwekkend. Deze interieurstijl ademt een gesofisticeerde oase van rust midden in de hectiek van het urbane geweld dat zich buiten doet afspelen. Ze is eigentijds en combineert dan ook op hoogst eigenwijze manier moderne kunst en design iconen in een uitgebalanceerde eenheid. Meestal is hier de hand van een stylist of interieurarchitect voelbaar. De stijl is rijk, comfortabel en ingericht voor een meer cosmopolitische wijze van leven. Ze spreekt van een gedistingeerde interessante persoonlijkheid. Een volwaardig carrièrepad of slimme zetten in de financiële sector. Je leest het al: ze is gemaakt om indruk te maken, maar dan zonder te schreeuwen.
beeld: Daria Volkova
compact
Het jeugdige broertje van de Urban stijl past bij het jachtige leven van de carrière tijger. Een schoendoos op 7 hoog, maar wel in de meest vooraanstaande yuppenwijk van Rotterdam. Snel, edgy en vooral bedoeld om de faciliteiten van de stad optimaal te benutten. Eten via take-away en koffie haal je onderweg wel. Het interieur is vaak functioneel, modern en compact. Zo krijgen we meer mensen op minder vierkante meters! De gemiddelde hotelier tekent ervoor! Het compacte interieur reflecteert dus vooral de stad en haar tomeloze energie. Het is een pauze plek voor de harde werkers. Een ruimte om je schoenen uit te trekken en je telefoon op te laden, tussenin sociale verplichtingen. Vaak dan ook bewoond door eenpersoonsgezinnen of minimalisten.
Shabby Chique of Country-Chique
Tweedehands? Inderdaad het is een stijl die zich kenmerkt door eeuwig te blijven zoeken op vlooienmarkten naar bijzondere meubelstukken. Vaak even voorzien van een kleurtje of een laagje matte verf. Maar vooral niet te netjes. De stijl is een zoektocht naar compromissen in de steeds wisselende collectie dingen. Ze is het best te omschrijven als: een “gestileerde vorm van verzamelwoede”. Het is nooit af en ergens ontstaat het fragiele kantelpunt tussen esthetisch interessant en een kluwen, danwel puinhoop, gelijkgekleurde zaken. Mocht je deze balans kunnen houden dan ben je een wonderbaarlijk mens die het diepste respect verdient. Maar ik zou mijzelf hier nooit aan durven wagen. Deze stijl heeft zo’n twintig jaar geleden een flinke boost gekregen door het globale accepteren van de kringloopwinkel als iets waar je zonder schaamte inkopen kan doen. Kies deze manier van decoreren alleen als je een uitgesproken mening hebt, en een neus voor stijlvolle koopjes. Het gaat hier vaak om unieke stukken. En dat betekent dat je nooit van te voren alles kunt bedenken, laat staan ontwerpen! Heb je echter tijd en geduld en ben jij dat type dat balans kan houden tussen interessant en chaos, dan is dit een hele gave en persoonlijke manier om je huis in te richten.
beeld: Cheryl Win
Minimalistisch.
Dan neem ik meteen van de gelegenheid gebruik om het tegenovergestelde van de eerder omschreven chaos te beschrijven. Het minimalisme is een soort optische hygiëne gebaseerd op abstractie en minimalisme. Ze is het ontologisch resultaat van een eeuw designschool. Het Bauhaus en haar gedachtegoed zit nog diep in haar genen verborgen. Het ontstaan van dit elimineren en abstraheren komt in eerst instantie uit de schilderkunst. Theo van Doesbrug, Gerrit Rietveld (en vast nog een paar anderen) vertaalden deze kubistische stijl naar een denkwijze die toepasbaar is op de architectuur. In haar pure vorm refereren we dan naar “De Stijl”, waarin dit “elimineren” zwaar vernieuwend was in hun tijd. Moderne industriële productiewijzen werden dan ook aangewend voor de strak ontworpen meubels en interieurs.
Inmiddels getuigt het minimalisme meer van een optische illusie, dan een heldere ontwerp-methodiek. Denk aan archaïsche gevormde monolieten van keukeneilanden die een hoeveelheid aan functies herbergen waar een Zwitsers zakmes jaloers op zou worden. Optimale ruimte-benutting en ogenschijnlijk eenvoudige details. Glas zonder kozijn, badkamers zonder douchebak. Alles in één lijn ontworpen. Alsof de tekenkamer op dieet mocht. Maar laat je in deze stijl niet afschrikken door de nodige bouwkundige details (en kosten). Juist die optische eenvoud vergt een bouwkundige detaillering die eerder gepast is bij horlogemakers. Ze is prachtig. Maar nodeloos technisch om enkel esthetisch te zijn. Uiteindelijk doen we heel veel moeite om een simpele doos te bouwen. Liefhebbers van deze stijl zijn vaak detail fetisjisten, architecten en mensen met smetvrees. Vaktechnisch ga ik met ze mee. Toch vind ik deze stijl ansich beter gepast in een operatiezaal, waar een minimum aan vormen en anti-bacterieel oppervlak van levensbelang is.
Memphis.
Toch even leuk om ook deze uitschieter in een stijlperiode te benoemen: het betreft hier de denkwijze, of eigenlijk stijlkritiek, van de Memphis Group. Aangevoerd door Ettore Sottsass, uit de jaren 80 van de vorige eeuw, gingen zij de strijd aan met strakke uniformiteit die tot dan toe gold. Ze ontwierpen kleurijke meubels, abstracte decoraties en asymmetrische vormen die het midden vormden tussen Bauhaus en Fisherprice - hun ideeën kregen veel kritiek - en daarmee ook aandacht! Deze bijzondere stroming was kort populair en wijd geaccepteerd in de negentiger jaren. Het speelse karakter heeft ons huidige ontwerp-denken blijvend beïnvloed. Interessant om te zien is dat deze stijlbeweging momenteel aan een opleving onderhevig is.
Japans Minimalisme.
Officieel is dit (nog) geen stijl. Maar meer iets dat ik zie gebeuren. Via het minimalisme en onder andere het werk van Tadao Ando, kom ik al rap uit op dat bijzondere eiland in de Grote Oceaan. De Japanners zijn grootmeesters in het minimalisme maar lijken een afsplitsing te creëren. Het verschil zit hem enerzijds in het meer natuurlijke en lokale materiaalverbruik en het toegepaste handwerk. Perfecte passingen worden met een engelengeduld op maat gemaakt. De timmerman van dienst houdt er een bijna boeddhistisch arbeidsethos aan over. Alles is zoals het lijkt. Eenvoudig, sterk en in één beweging ontworpen. Gemaakt voor de spreekwoordelijke eeuwigheid. Met oogstrelende bouwkundige details. Het handwerk staat hierin haaks op de meer industriële Europese variant. Als een soort zoektocht naar authenticiteit, in plaats van steriliteit.
Wabi-Sabi.
En als we dan toch in het Oosten zijn, wil ik Wabi-Sabi zeker niet overslaan. De stroming is eerder een levensbeschouwing dan een stijl. De acceptatie en zelfs waardering van imperfecties worden in dit gedachtegoed gevangen. Niet te verwarren met de “Franse-slag” waarin imperfectie wordt veroorzaakt door een vorm van nonchalantie, maar een bijna hemelse esthetiek die wordt toegewezen aan de impliciet hand van de natuur. Denk hierbij aan een kleurverschil door de regenslag. Mos op de noordkant van een balk. De tand des tijds of het slijten van trappen door het vele gebruik. Het woord wil (voor zover mijn Japans voldoet) zoveel zeggen als “De waardering van de imperfectie”. Zaken als natuurlijk degraderen worden hier plots als onderdeel van het leven beschouwd. De mens is weer nietig en zeker geen overwinnaar van de natuurkrachten. Ik juich deze denkwijze toe, tezamen met een idee dat alles wat we ontwerpen deel mag uitmaken van een biologische kringloop.
Enfin
ik zou oneindig kunnen doorgaan! Want ik weet dat ik een berg stijlen, afsplitsingen en denktrends heb overgeslagen. Mocht je er een missen, laat het mij dan weten. Want iets vertelt mij dat dit artikel nog lang niet klaar is!
Met hartelijk groet,
Roger Haan
Interieurarchitect