Hoeveel ruimte heb je nodig om je billen af te vegen?
foto door Lívia Rocha via Unsplash
Ok, toegegeven… In eerste instantie voelt het een beetje overbodig om te willen begrijpen hoe groot precies een mens is. Laat staan dat we een studie maken van de hoeveelheid ruimte die nodig is om een vaatwasser uit te ruimen of een jas aan te trekken of je billen af te vegen op het toilet. We kunnen dat soort zaken namelijk immers prima inschatten op het moment zelf. Sterker nog, daar denk je niet eens over na! Net zoals je niet nadenkt over het naar voren schuiven van je stoel als er iemand de eettafel passeren wil. Beleefd en zonder na te denken, wacht je op de volgende lift als de eerste vol lijkt. En automatisch grijp je de trapleuning vast als de treden wat steiler zijn dan je gewend bent. En precies die “automatismes” zijn interressant. Want de dimensies van je huis, van je apparaten en van je meubels dwingen een specifiek gedrag af. Ze bepalen of jij even “de jassen gaat halen” omdat de gang te smal is. Ze bepalen of jij automatisch opstaat als er iemand langs wil. Maar ze bepalen ook of jij veilig de trap op loopt, niet uit je hoogslaper dondert, pijn in je rug krijgt door een verkeerde houding, aambeien kweekt op het toilet of zelfs komt te overlijden door een verkeerd geïnterpreteerde vlizotrap. Kortom, het is goed te weten hoe wij ons vanzelfsprekend verhouden tot een gegeven ruimte en specifieke situaties.
Je merkt dit soort zaken wellicht het beste bij het bezichtigen van een nieuw huis. Je meet dan namelijk niets en toch voel je of het past. Uiteraard tel je slaapkamers, maar ook “voel” je zelf prima aan of de maat voldoet aan de verwachtingen. Kun je hier wonen? Wil je hier wonen? Zoek je ruimte of juist een knusse plek. Drukt het plafond zwaar of is het juist te hoog? De maat daarvan is vrij relatief - en dus best interpreteerbaar door jou zelf.
Historie
Leuk om te weten is dat dat “meten aan jezelf” een heel oud gebruik is. In het oude Egypte wist men namelijk dat er tien vingers in twee handen pasten. Maar ook dat jouw maximale armuitspreiding altijd 20 handen groot was (meet maar na!). Niet bepaald een absolute maat. Maar als je je eigen kleding, handgereedschap, meubel of zelfs woonhuis in elkaar fabriekt, dan is het een prima maatstaf om mee te meten. Sterker nog, je kunt patronen en ontwerpen zelfs doorgeven aan iedereen zonder de maat aan te passen. Over de hele wereld komen we dit soort maatsystemen tegen: de Zebo, die een vingerdikte bedraagt, de Mahi, die één onderarm groot is. De Romeinse Pous ter grootte van een voet, opgevolgd door de Bema, die dan weer 5 pous groot is en blijkt te vergelijken met 2 passen. Of de Engelse armstretches en feet, die weinig uitleg vergen.
Maar de Japanners relateerden “maat” voor het eerst aan het volledige lichaam: zij gebruiken namelijk de Tatami als maat eenheid. Tatami’s zijn vloermatten van 180x90 cm groot. De maat is afgeleid van de hoeveelheid ruimte die een krijger nodig had om zijn bezittingen te bewaren en te slapen. Verdomd handig om je gebouw direct uit te drukken in haar capaciteit (mocht je een hoeveelheid krijgers willen onderbrengen). Het gebruik van dit soort menselijke verhoudingen is langzaam in onbruik geraakt door ons vast metrisch stelsel. Fijn om dingen te kunnen bestellen via internet. Maar ons gevoel voor “maat’ zijn we daardoor wel een beetje kwijtgeraakt.
Da Vinci - Vitruvian man, CC0, via Wikimedia Commons
De kennis van menselijke verhoudingen bleef echter wel groeien. Zo kennen we veel illustratieve prenten uit de 15de eeuw waarin schilders en grafici proberen grip te krijgen op het anatomisch correct afbeelden van mensen, met verhoudingsgewijze berekeningen van lengten en breedten van ledematen.
Eén van de meest bekende afbeeldingen uit de renaissance is de homo universalis van Da Vinci. Officieel horen Alberti (niet Willeke) en MichelAngelo daar ook bij, maar een kniesoor die daarover zeurt. De print in kwestie laat zien hoe het lichaam geometrisch kan worden geïnterpreteerd. Met een beetje fantasie kan het ontstaan van de gulden snede al worden herkend in deze analyse. Ook al wordt deze wiskundige eigenaardigheid pas in 1854 door de Duitser Adolf Zeising in relatie gebracht tot het menselijk lichaam. In zijn boek “ Neue Lehre von den Proportionen des menschlichen Körpers” beweert hij namelijk dat het gehele menselijk lichaam bestaat uit precies deze bijzondere verhouding.
De werkelijke status van de gulden snede is redelijk omstreden. Men beweert inmiddels dat de hele wereld is gecreëerd volgens deze esthetische verhouding. Een onderwerp waar ik geen neutraal oordeel over kan hebben, aangezien ik zelf ook ben opgeleid in het licht van dit inmiddels goddelijk schoonheidsideaal.
Modulor
Los van esthetische overtuigingen brengt de gulden snede ons langzaam maar zeker bij een meer pragmatische verhoudingsleer. Uitgaande van de verdeelbaarheid van het menselijk lichaam op basis van de gulden snede, ontwikkelde “le Corbusier” in 1945 een proportie-leer genaamd “le Modulor”. Een praktisch toepasbaar maatstelsel op basis van de gemiddelde mens. Dat handig gebruikt kan worden bij het ontwerpen van meubelobjecten en interieurs. Ze vertelt ons hoe hoog de wc pot het best geplaatst wordt en hoe hoog die homo universalis maximaal kan reiken voor de koekjestrommel. Met de Modulor is stiekem de basis gelegd voor de verdere wetenschappelijke studie naar de verhoudingen tussen het menselijk lichaam en haar omgeving.
Le MODULOR door Charles-Édouard Jeanneret-Gris le Corbusier (euhm… zonder toestemming)
Homo Specificum
Daarmee blijk jij plots in het bezit van een fantastisch instrument om al die interieure zaken mee te toetsen: Een lichaam. Met berekenbare waarschijnlijkheid wijkt ze ietwat af van onze vastgelegde universele mens-persoon, maar zolang dat binnen de standaard deviatie is kan ze prima dienstdoen als ijkmaat. Daarbij mag worden aangemerkt dat, mochten de gevraagde dimensies zich binnen de eigen woning bevinden, er geen betere standaard dan jijzelf bestaat. Je kunt namelijk heel prima toetsen hoeveel “maat” je nodig hebt om die vaatwasser uit te ruimen door daadwerkelijk die activiteit te meten. Het “jas-aan-trek” verhaal is lastiger te meten. Maar je kunt je wel afvragen of je dat in de gang doet of dat je standaard even terug de woning in loopt? In beide gevallen is er ruimte te meten. Waarmee ik enkel wil aanmoedigen dat men vanaf heden, alle activiteiten die je op je plattegrond intekent, ook daadwerkelijk meet en toetst. (… zelfs het afvegen van je billen).
Succes!
Roger Haan
interieurarchitect (en een beetje blogger)